Russisch als vreemde taal - cursus 20.790 roebel. van Onlineschool TutorOnline, opleiding 33 ac. uur, Datum: 28 november 2023.
Gemengde Berichten / / November 29, 2023
Ontvang een gratis adviesgesprek en 2 lessen voor elke cursus.
Plus 40% bovenop het bestaande kennisniveau in het onderwerp
Jarenlange succesvolle trainingservaring
98% positieve feedback
Onberispelijke reputatie
Moderne lesmethoden
Getalenteerde en geïnteresseerde docenten
Leuke activiteiten
De hoogste professionaliteit van alle medewerkers
Snelle hulp bij eventuele vragen
Een grondige beoordeling van het huidige kennisniveau
Ontwikkeling van een persoonlijk lesplan, rekening houdend met wensen en individuele kenmerken
Zorgzame houding tegenover leerlingen en hun ouders
De lessen worden gegeven volgens een regelmatig en comfortabel schema, in een gemakkelijke en veilige omgeving.
Volledige controle over alles wat er gebeurt
Veiligheid van al het ontvangen en verwerkte materiaal
We raken de toekomst aan. We leren
Dag na dag, elke minuut ademen we ons werk
Niet onverschillig voor alles wat er gebeurt
Het team van TutorOnline neemt de volledige verantwoordelijkheid voor de lessen met docenten en zorgt voor alles en iedereen
RCT-programma.
Onderwerp nr. 1
1. Geslacht en aantal zelfstandige naamwoorden. Bijwoorden van plaats en manier van handelen. Dialoog. Tekst.
2. Infinitief. Vervoeging van werkwoorden. Infinitiefconstructies met werkwoorden KAN, WIL, LIEFDE. Bezittelijke voornaamwoorden. Dialoog. Tekst.
3. Bijvoeglijk naamwoord. Verschil tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Aanwijzende voornaamwoorden. Tekst "Mijn familie". Dialoog.
4. Accusatief geval van object, levenloze zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden. Bijwoorden van tijd. Constructies van complexe zinnen met de woorden WIE, WAT, HOE, WAAR, WANNEER, WAT. Tekst "In het café". Dialoog.
5. Voorzetselgeval van plaats met voorzetsels B en NA. Voorzetsel van zelfstandige naamwoorden (enkelvoud), bijvoeglijke naamwoorden, aanwijzende en bezittelijke voornaamwoorden, rangtelwoorden. Vervoeging van werkwoorden met het deeltje SY. Constructie van een complexe zin met de woorden OMDAT, DAAROM. Tekst. Dialoog.
6. Verleden tijd van werkwoorden. Het werkwoord TO BE staat in de verleden tijd. De constructie “Ik heb...” staat in de verleden tijd. Toekomstige tijd. Bijwoorden van tijd. Constructie van een complexe zin met het voegwoord WANNEER. Tekst. Dialoog.
7. Accusatief geval van richting met voorzetsels B en NA. Bijwoorden van plaats. Werkwoorden van beweging. Ordinalen. Tijdsaanduiding. Tekst. Dialoog.
8. Accusatieve naamval van het object, bewegende zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden (enkelvoud en meervoud), persoonlijke, aanwijzende en bezittelijke voornaamwoorden, rangtelwoorden. Tekst. Dialoog.
9. Toekomstige tijd. De constructie “Ik heb...” staat in de toekomende tijd. Bijwoorden van tijd (gisteren, vandaag). Accusatief naamval om de tijd aan te geven met de voorzetsels IN, THROUGH. Constructie van een complexe zin met het woord TO. Tekst. Dialoog.
10. Voorzetsel van zelfstandige naamwoorden (meervoud), bijvoeglijke naamwoorden, aanwijzende en bezittelijke voornaamwoorden, rangtelwoorden in het meervoud. Tekst. Dialoog.
11. Genitief met de woorden NEE, WAS NIET, ZAL NIET ZIJN. De uitdrukking "Ik heb geen...". Genitief naamval van zelfstandige naamwoorden (enkelvoud), data (1 januari...). Constructie van een complexe zin met de woorden HOEWEL en ONDANKS DAT. Tekst. Dialoog.
12. Genitief met voorzetsels IZ, S, FOR. Bijwoorden van plaats (vanaf hier, van daar). Tekst. Dialoog.
13. De genitief na cijfers en de woorden VEEL, WEINIG, VERSCHILLEND, HOEVEEL. De vorm van het predikaat met een onderwerp, uitgedrukt door een kwantitatieve zelfstandig naamwoordgroep. Tekst. Dialoog.
14. Datiefnaamval van zelfstandige naamwoorden (enkelvoud), persoonlijke voornaamwoorden. Datief met de woorden MOET (NODIG, NOODZAKELIJK), MOGELIJK, ONMOGELIJK. Constructie van een complexe zin met de woorden WAT en ZO. Tekst. Dialoog.
15. Datiefgeval van bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden, rangtelwoorden. Bewegingswerkwoorden met de voorvoegsels POD- (PODO-), PRI-. Complexe zin met de woorden WELKE. Tekst. Dialoog.
16. Instrumentaal geval van zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meervoud), bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden, rangtelwoorden. Tekst. Dialoog.
17. Korte vorm van bijvoeglijke naamwoorden en passieve deelwoorden. Actieve en passieve expressie. Tekst. Dialoog.
18. Graden van vergelijking van bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Constructies van complexe zinnen met voegwoorden DAN, DIE. Tekst. Dialoog.
19. Verbuiging van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden (systematisering). Complexe zin met de woorden WELKE. Tekst. Dialoog.
20. Deelwoord. Participatieve omzet. Tekst. Dialoog.
21. Deelwoord. Actieve deelwoorden. Deelname. Tekst. Dialoog.
22. Passieve deelwoorden. Korte vorm van passieve deelwoorden. Tekst. Dialoog.
23. Onbeklemtoonde klinkers. Geverifieerde medeklinkers in de wortel van het woord. Onuitspreekbare medeklinkers aan de basis van woorden. Tekst. Dialoog.
24. De letters I, U, A na de sisklanken. Zacht teken in het midden van woorden. Tekst. Dialoog.
25. Hoofdletters en aanhalingstekens in eigennamen. O, Yo na de sissende woorden aan de basis. Tekst. Dialoog.
26. Zelfstandige naamwoorden in –IYA, -IE, -IY. Letters I, Y na C. Scheidingstekens b en b.
27. NIET met werkwoorden. Een zacht teken aan het einde van woorden na sissende woorden. Afwisseling van medeklinkers in de wortels van woorden. Tekst. Dialoog.
28 Spelling van voorvoegsels. Voorvoegsels in N, Z. Tekst. Dialoog.
29. Afwisseling van klinkers A - O in de wortels LAG, LODZH, RAST, RASCH, ROS, CLAN, CLONE, GAR, GOR, ZAR, ZOR, KAS, KOS, RAVN, ROVN. Tekst. Dialoog.
30 Afwisseling I – E in de wortels van woorden. Tekst. Dialoog.
31. Directe rede. Een zacht teken in het midden van woorden in de combinaties ZN, CH, NT, ST, ZD. Tekst. Dialoog.
32. Woorden samenvatten. Beroep. Tekst. Dialoog.
33. Basisregels voor interpunctie. Tekst. Dialoog.